Elisabeth van der Kaap

Elisabeth van der Kaap, dochter van Harm Karstens van der Kaap, geboren in Zevenhuizen op 3-02-1830 en overleden in Stadskanaal op 15-01-1869. Getrouwd in Roden op 15-07-1857 met Jobst Heinrich Ludwig Winter (steenvormer), geboren in Hasebeck (Hazebeek) (Duitsland) op 19-09-1832, zoon van Jobs Simon Winter en Dorothea Wolf. Uit dit huwelijk:

Getrouwd (2) op 31-10-1918 in Vlagtwedde met Lammechien Schoonbeek, geboren in Onstwedde in 1862/63, dochter van Stoffer Schoonbeek en Alberdina Pertien, weduwe van Hilbrand Werkman

Jobst Heinrich Ludwig Winter trouwde op 09-04-1870 in Onstwedde met Geertruida de Jonge, geboren in 1828/29 in Oude Pekela, dochter van Harm Eltje de Jonge en Geertje Hendriks. Uit dit huwelijk:

In 1857 waren Jobst en Elisabeth met hun drie kinderen inwonenend op J.P.Santeeweg 65 (91A) in Nietap. Later verhuisde het gezin naar J.P.Santeeweg 111 in Nietap dat door hem werd gebouwd. Hier werden nog drie kinderen geboren. Jobst was, net als zijn vader, steenvormer of steenbakker. Het pand verkeert sedert de zeventiger jaren in vervallen staat en wordt niet meer bewoond. Het gezin vertrok 21-04-1868 naar Onstwedde.

In 1841 liet Carel Willem te Terheijl, in de directe nabijheid van het huidige perceel J.P.Santeeweg 121 te Nietap, een steenoven en pannenbakkerij oprichten. Naast het personeel uit de omgeving kwam een deel van het geschoolde personeel voor de steenfabriek, net als bij de steenfabriek aan de Meerweg te Nietap het geval was, veelal uit het Duitse vorstendom Lippe. In Duitsland organiseerde een tichelbode, een soort arbeidsbemiddelaar van het Lipper steenbakkerspersoneel, de uitzending naar Nederland. De Lippers kwamen dan in groepen van ongeveer 6 tot 9 arbeiders onder begeleiding van een brandmeester naar Nederland. De brandmeesters waren degenen die de ovens, gestookt met turf, op de juiste wijze konden bedienen. De Lipper arbeiders, inclusief de brandmeester, leefden geheel buiten de plaatselijke gemeenschap. Alle werkzaamheden werden in eigen kring verricht, zoals koken tot wassen. Vrouwvolk kwam er niet aan te pas. Men werkte van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en in de herfst ging een ieder met een volle buidel huiswaarts.

Bron: "Zij maakten Nietap-Terheijl" van de heer Doedens
 
 

Mogelijk zijn leden van de familie Winter ook geëmigreerd naar de V.S.:


Jobst Johannes Winter, geboren: 21-1-1863 te Terheijl (Roden) Geloof: Nederlands Hervormd. Beroep: Bakker

Trouwt te Onstwedde op 25-6-1887 met Trientje Kremer, geb. 8-6-1863 te Wildervank. Geloof: Nederlands Hervormd. Beroep: Zonder
Dochter van: Hendrik Kremer en Grietje Mulder Woonadressen:
Komen op 2-5-1899 vanuit de gemeente Onstwedde.
 

Bron: http://www.oud-emmercompascuum.nl/bewoners_1859-1904/103476.htm

Havazathe Terheijl

Monniken van de Cisterciencer Orde stichtten in 1192 een klooster in Aduard. Dit klooster had grote bezittingen veen en bos in Groningen en het noorden van Drenthe. In, wat nu Terheijl heet, had het klooster een stuk hoogveen in eigendom waar vanaf 1200 turf werd gegraven. Temidden van haar uitgestrekte bezittingen stichtte de abdij her en der een huis, een uithof genoemd, van waaruit toezicht kon worden uitgeoefend. Eén van de meest afgelegen uithoven was ‘De Helle’ in het tegenwoordige Terheijl. Het werd aan het einde van de 15e eeuw gesticht en de Orde gaf het de naam ‘De Helle', ook wel ‘Ter Helle’ genoemd. Dit werd later verbasterd tot Ter Heijl. De uithof komt in 1499 voor het eerst voor als bezitting van de abdij van Aduard. Het werd vooral bewoond door monniken die de kloosterregels hadden overtreden. Zij moesten in en rond het huis en op de velden arbeid verrichtten.

In de loop der tijd ontdekten zij bij werkzaamheden op de velden dat op sommige plaatsen een dikke kleilaag in de bodem zat. Niet ver van huize Terheijl werd een tichelarij gesticht die de abdij in Aduard van bakstenen en dakpannen voorzag. Toen de werkzaamheden in het tichelwerk toenamen, schonk Abt Wolterus uit Aduard Terheijl een nieuwe kapel en hij bepaalde dat de oude schrikwekkende naam ‘De Helle’ moest worden vervangen door het beter klinkende 'Het Paradijs'. De nieuwe naam is echter nimmer ingeburgerd.

Het ‘verbanningsoord’ werd in het begin van de jaren 1500 door Godefridus van Arnhem, de 31ste abt van Aduard verbouwd. Hij zette er een groot nieuw gebouw neer en er werd 'éene kapel met outaar aan getimmert.'
Het huis telde twee beuken van ongeveer 9 x 12 meter, die tegen elkaar waren gebouwd met in het midden van dit bijna vierkante huis, een achtkantige traptoren. Het kreeg twee verdiepingen, het had topgevels en het lag onder een zadeldak. Door deze verbouwing en mede door de aanleg van een park, werd het huis een buitenverblijf waar rust en bezinning kon worden gevonden.

De abdij in Aduard heeft de hervorming niet overleefd. In 1580 brandde de abdij in Aduard grotendeels af en hiermee was het met de gloriejaren van 'Terheijl' ook gedaan.De vroegere proost van het klooster, Taeke Haringius en jonkheer Johan Clant kregen het beheer over de venen en bossen van het kloooster. Op 21 februari 1612 verkochten de Staten van Groningen ‘Terheijl’ aan Caspar van Ewsum, een zoon van Wigbolt II van Ewsum van het kasteel Nienoord te Leek. Caspar was in 1599 door de prins van Oranje aangesteld als Drost van het Landschap Drenthe. Hij bleef deze functie vervullen tot 1639. Vanwege zijn bijzondere verdiensten gaven de Staten van Drenthe hem op 14-02-1632 het recht van ‘havezathe voor Terheil’. Vanaf toen mocht huize Terheijl zich ‘Havezathe’ noemen.

Toch hebben de Van Ewsums er nooit zelf gewoond. Bij de dood van Caspar van Ewsum ging de vererving naar zijn enige zoon Willem, getrouwd met Margaretha Beata Freitagh. Willem van Ewsum overleed in 1643 en zijn weduwe hertrouwde met Rudolf Wilhelm von Inn- und Kniphausen, afkomstig uit een Oostfries adellijk geslacht. Ook deze familie heeft de havezathe nooit zelf bewoond. Ook hun enige dochter Anna van Ewsum niet, die in 1657 trouwde met Carel Hiëronimus Von Inn- und Kniphausen, een broer van haar stiefvader Rudolf Wilhelm. Carel Hiëronimus overleed op 31-07-1664 en Anna van Ewsum hertrouwde in 1666 met zijn schatrijke achterneef Georg Wilhelm Von Inn- und Kniphausen, die in 1694 door de Duitse keizer in de gravenstand werd verheven. Ook deze tak van de Von Inn- und Kniphausen heeft niet op Terheijl gewoond. Georg Wilhelm overleed in 1709 en Anna van Ewsum in 1714. Hun graftombe is aanwezig in de kerk te Midwolde.

Hun enige zoon Carel Ferdinand erfde Terheijl en toen hij in 1717 als tweede en laatste graaf van de Nederlandse tak van de familie Von Inn- und Kniphausen overleed, gingen de bezittingen over naar een Duitse tak van de familie Von Inn- und Kniphausen. Zij verhuurden het ondermeer aan baron Jan Carel baron van der Borch, Heer van Langetrier, geboren te Zutphen in 1735 als zoon van Allard Philip van der Borch en Reiniera Charlotte van Goltstein, Vrouwe van Helbergen.

Nadat de laatste eigenaren van het geslacht Von Inn- und Kniphausen, freule Johanna Habina Von Inn- und Kniphausen en Willem baron Von Inn- und Kniphausen, waren overleden, werden hun bezittingen op 21-09-1784 te koop aangeboden. Mr. J.J.Cremers van Groningen kocht toen voor ‘den Hoogh Wel Gebooren Gestrenge Heer A.Baron Sloet, Heer van Hagensdorp en Oldruitenborch, Landdrost van Salland, Gedeputeerde ter Staten-Generaal en gedoopt te Vollenhove op 22-03-1722, enige portiën uit hun nalatenschap, waaronder begrepen ‘t huis en havesaat Ter Heijl’.

Arent baron Sloet, nu Heer van Tweenijenhuizen (hij bezat nu twee huizen, één te Vollenhove en één te Terheijl), was op 16-12-1766 te Wijhe getrouwd met Johanna Philippina baronesse van Dedem tot den Gelder, geboren te De Gelder, 28-11-1741, dochter van Antony van Dedem tot den Gelder en Charlotte Izebelle Frederica van Rechteren. Baron Sloet was eerder weduwnaar van Anna Dannenbergh. Met hun zes kinderen kwamen zij naar Terheijl.Arent baron Sloet overleed te Vollenhove op 25-05-1786.

Van zijn uitgebreide bezittingen werd een omvangrijke inventaris opgemaakt, waarbij ook het Drentse bezit werd omschreven. Het Drentse bezit was:

‘Het Huis en Havesathe Ter Heijl, gelegen onder de klokkenslag van Rhoden, met Hoven en Cingels, Bouw, Weijde en Hooylanden, het Opzigtershuis, Boerenplaatsen, Heemsteden, Koorenmoolen, veenen en velden,
bossen en houtgewassen, visscherijen en andere rechten en gerechtigheden.’


Zijn weduwe Johanna Philippina baronesse van Dedem tot den Gelder hertrouwde in 1789 te Vollenhove met Mr. Willem de Lille, geboren te Zwolle op 01-05-1750. Hij was advocaat te Overijssel en voor zijn huwelijk reeds enige jaren rentmeester bij de familie Sloet. De Havezathe werd door Mr. Willem de Lille in oude luister hersteld.

Het oude zadeldak verdween en in het nieuwe dak werden dakkapellen geplaatst. Het in empirestijl herschapen huis had grote moderne ramen gekregen en was wit gepleisterd. De kamers, 8 beneden- en bovenkamers, waren voorzien van fraaie behangsels, versierde plafonds en ingericht met marmeren schoorstenen en vloeren en kostbare meubelen. Ook was er een zaal en waren er provisie- en badkamers. Verder had het huis een keuken, een kelder, stallingen en een fraai aangelegde tuin met druivenkast, hoven met uitmuntende vruchtbomen, alsmede diverse riante visrijke waterpartijen. Aan het huis werd een koetsiers- hovenierswoning gebouwd.

 

Een bewaard gebleven tekening van Huize Terheijl uit 1840. Duidelijk zichtbaar is de aangebouwde koetsiers- hovenierswoning.

De opa en oma van Elisabeth, Willem Jaspers en Anna-Maria Knollenberg, woonden in de hovenierswoning. Willem was tuinman.

Mr. Willem de Lille overleed te Terheijl op 28-01-1810. Johanna Philippina baronesse van Dedem tot den Gelder overleed te Terheijl op 12-05-1815. Na de dood van haar moeder werd Catharina Christina Conradina baronesse Sloet tot Tweenijenhuizen eigenaresse van de ‘oud adellijke havesaath’. Zij was op 01-04-1793 te Groningen op huwelijkse voorwaarden getrouwd met Borchard Frederik Willem baron van Westerholt tot Hackfort, geboren te Vorden, 06-08-1766, zoon van Frederik Borchard Lodewijk baron van Westerholt en Anna Maria Dorothea baronesse van Lintelo, eerder weduwnaar van Wilhelmina van Heeckeren. Zij werd geboren te Arnhem op 14-08-1766 en zij overleed te Hackfort op 21-01-1790. Catharina Christina Conradina baronesse Sloet had haar echtgenoot Borchard Frederik Willem baron van Westerholt tot Hackfort bij haar zuster Johanna Philippina Helena Gerardina in Vorden leren kennen. Borchard, toentertijd burgemeester van Zutphen, was haar zusters buurman.

In 1795, met de komst van de Bataafse Republiek, veranderde er veel in de samenleving. Ook voor Borchard veranderde er veel. Zo werd hij uit het Zutphense schepenambt gezet en verloor hij, net zoals alle edelen in die tijd, de aan hun stand verbonden privileges. Er werd geen onderscheid meer gemaakt in stand, rang of geboorte. Men sprak elkaar aan met ‘burger’. Wel bleef Borchard de functie van Schoutambt uitoefenen en in die hoedanigheid werd hij vrederechter van Vorden, een functie die min of meer te vergelijken is met die van kantonrechter. In 1813, na het einde van de Franse overheersing, werd Willem I als koning van de Nederlanden aangesteld. Hij stelde per provincie opnieuw Ridderschappen in en op 28 augustus 1814 werd Borchard benoemd in de Gelderse Ridderschap en mocht hij, baron Van Westerholt tot Hackfort, zoals hij zich mocht noemen, zitting nemen in de Provinciale Staten. Reeds vanaf 1811 tot aan zijn dood was hij raadslid van Vorden.

Borchard Frederik Willem baron van Westerholt en zijn vrouw woonden zowel op de havezathe Terheijl als op hun landgoed Hackfort te Vorden. Hun Terheijlster bezittingen werden bij hun afwezigheid beheerd door hun zaakgelastigde Cornelis Reijntjes. Hij woonde te Leek. Reijntjes zou nog jaren Borchards zaakgelastigde blijven. Baron Borchard van Westerholt kreeg zes kinderen, één uit zijn eerste en vijf uit zijn tweede huwelijk.

In 1840 kwamen Borchards zoon Carel Willem Alexander van Westerholt en zijn vrouw Maasjen Peters Bussink bij zijn vader in Huize Terheijl inwonen. In 1841 liet Carel Willem Alexander van Westerholt (met geld van zijn vader?) te Terheijl een steen- pan- en vloerbakkerij oprichten, zoals er vroeger ook al eens een te Terheijl had gestaan. Deze was in het begin van de 16e eeuw echter teniet gegaan. De nieuwe steenfabriek kwam in de directe omgeving van het tegenwoordige perceel, J.P.Santeeweg 121 te Nietap (in de hoek van de J.P.Santeeweg en Toutenburgsingel).

Op 28 november 1849 overleed Catharina Christina Conradina baronesse Sloet te Vorden. Tengevolge van de in 1829 gewijzigde wetgeving omtrent begraven en begraafplaatsen, werd zij niet in het familiegraf in de kerk van Vorden bijgezet, maar begraven in de toen nieuw aangelegde familiegrafkelder op de Algemene Begraafplaats te Vorden. Op 30 mei 1852 overleed Borchard Frederik Willem, baron van Westerholt tot Hackfort op 85-jarige leeftijd op zijn landgoed te Terheijl, dat in die priode in slechte staat van onderhoud verkeerde. Hij was lid van de Provinciale Staten van Gelderland en drager van de Orde van de Nederlandsche Leeuw. Borchard Frederik Willem baron van Westerholt tot Hackfort werd naast zijn vrouw in de familiegrafkelder op de begraafplaats te Vorden begraven.

Na het overlijden van Borchard Frederik Willem van Westerholts nazaten, waren er in ons land nog enkele familieleden van het Nederlandse geslacht Van Westerholt in leven. Borchard Frederik Willems neef Adriaan Jan Alexander van Westerholt, zoon van Alexander Jan Augustus van Westerholt, getrouwd met Adriana Wilhelma Witsen Elias uit de familie Sloet, woonde later op Hackfort. Hij kreeg 4 kinderen, waar onder 2 zonen, genaamd Borchard Frederik Willem (1863) en Carel Frederik (1864). Beiden trouwden en kregen ieder één zoon, respectievelijk genaamd : Arend (1898) en Adriaan Jan Alexander (1894). Arend overleed in ongehuwd staat in 1970 en Adriaan Jan Alexander in ongehuwde staat in 1972 en hiermede was er een einde gekomen aan de mannelijke tak van het geslacht Van Westerholt. In 1981 overleed op 80-jarige leeftijd de laatste vrouwelijke nog in leven zijnde Nederlandse Van Westerholt. Zij was Arends ongehuwde zuster Johanna Alexandrina Frederique Carolina van Westerholt. Met haar overlijden behoort het Nederlandse geslacht Van Westerholt ook tot de uitgestorven adellijke geslachten.

Na de dood van Borchard Frederik Willem baron van Westerholt tot Hackfort besloten de erven hun vaders bezittingen te Terheijl, in verband met tekorten op de exploitatie op het onroerend goed, publiek te doen veilen. Op 17-10-1853 en volgende dagen werden baron Van Westerholts bezittingen ten huize van weduwe Meindert J.Juursema te Leek en ten overstaan van mr. C. de Ranitz, notaris te Groningen, in 250 percelen publiek verkocht.  Huize Terheijl, een aanzienlijk hecht en sterk doortimmerd Heerenhuis met stallingen, koetshuis en schuur, koetsiers- en hovenierswoning, fraai aangelegde tuin en bijbehorende landerijen ging naar Heertje Berends Harkema, aannemer te Warfhuizen. De landerijen waren zeer aanzienlijk en besloegen aan bouw- en weiland en aan veld- en veengrond niet minder dan 1700 bunder. Zij werden in percelen aan diverse belangstellenden verkocht. De percelen bos gingen naar Mr. Abraham Santee Leuringh, zoon van Johannes Henderikus Leuringh en Henderika Santee, te Leek.

De havezathe was voor een bedrag van f.35.000,-- in handen van aannemer Heertje Berends Harkema uit Warfhuizen gekomen en op 04-05-1854 kwam hij met zijn gezin naar Terheijl en betrok het in vervallen staat verkerende huize Terheijl. Het gezin vertrok in juli 1854 al weer. Naar Eenrum.

Na zijn vertrek begon Harkema met de sloop van huize Terheijl. Het huis werd in gedeelten gesloopt. Het nog niet gesloopte deel werd alsnog verhuurd. Achtereenvolgens woonden de gezinnen Hendrik Veenstra en Willem Douwes Vossema er nog. De Vossema’s vertrokken op 23-02-1859 naar Marum en na hun vertrek werden de laatste resten van de havezathe gesloopt. In 1860 werd de koetsiers- hovenierswoning gesloopt. Hierna verkocht Harkema de bouwgrond plus aangrenzende landerijen aan Alje Bonthuis (1799) uit Nietap, die in 1860 op de plaats van de voormalige havezathe een grote nieuwe boerderij stichtte. De oude burchtgrachten werden gedeeltelijk intact gehouden.

Alje Bonthuis’ stiefzoon Roelof Jans de Boer, geboren te Nietap op 12-12-1830, zoon van Jan Hindriks de Boer (+ 1835) en Jantje Roelofs Koekoek, kwam op de boerderij. Zijn stiefvader Alje Bonthuis en zijn moeder Jantje Roelofs Koekoek kwamen bij hem inwonen. Toen Roelof Jans de Boer op 29-04-1869 trouwde met Geessien Verwerda, verliet hij huize Terheijl en zijn oudere broer Hindrik Jans de Boer, volgde hem op. Hij was reeds twee maal weduwnaar en de twee kinderen uit zijn 2e huwelijk, Trientje (1850) en Kornelis (1852), kwamen met hem mee.
Toen zoon Kornelis de Boer in 1876 trouwde met Hinderkien Feddes, kwam hij op de boerderij. Zij kregen elf kinderen. Kornelis de Boer, zijn vrouw en hun nog thuiswonende dochter Martha, verhuisden in 1912 naar hun nieuwgebouwde woning ‘Bella Vista’, staande naast huize Terheijl. Hun nog ongehuwd zoon Ferdinand Fedde en hun dochter Trientje bleven op huize Terheijl achter.
Trientje overleed te Terheijl op 21-06-1914 en Ferdinand vertrok 04-05-1921 naar Californië in Noord-Amerika.

Hierna kwam Egbert Brink getrouwd met Johanna Brants en hun 8 kinderen: Roelof (1908), Lammechien (1910), Alida (1911), Egberta Jantina (1915), Janna (1919), Egbert (1923), Johanna (1925) en Jantine (1926) naar huize Terheijl. Zij woonden er 33 jaar. Egbert Brink en zijn vrouw verhuisden op 28-10-1947 naar Nietap.
Hun zoon Roelof Brink, getrouwd met Lummugje Sol, kwam nu in huize Terheijl wonen. Zij kregen daar twee dochters: Hendrikje Johanna (1948) en Johanna Hendrikje (1950). Het gezin Roelof Brink verhuisde in 1965 naar Oostindië en kwam in 1966 terug naar Terheijl, naar de boerderij ‘Bella Vista’.

Na Roelof Brink betrok het nog jonge gezin Gerrit Hingstman, zijn vrouw Alie Land en hun dochter Froukje Jantina (1964) huize Terheijl. In 1966 werd in Terheijl dochter Jantina Dinie geboren.
Het gezin had in Terheijl weinig geluk. Als gevolg van hooibroei brandde het boerderijgedeelte in 1969 af. Het woonhuis bleef intact. Het boerderijgedeelte werd niet herbouwd. Het gezin Hingstman vertrok 01-05-1970 naar Tolbert.

Na Gerrit Hingstman kwam Albert Zijlstra (70 jaar oud) naar huize Terheijl. Vanaf 1931-1932 had Albert Zijlstra met zijn gezin ook al eens te Nietap aan de J.P.Santeeweg 73 gewoond. Hij verhuisde daarna naar Leek. Aldaar overleed zijn vrouw Atje Veenstra in 1965. Hij woonde vijf jaar in Terheijl en verhuisde op 3 januari 1975 naar Roden.

Vanaf 4 juni 1975 bewoonde Hindrik Hubers, samen met zijn vrouw Brechtje Steenbergen en hun drie kinderen, Hendrik (1960), Teunis Hendrik (1969) en Willemina Antje (1972) huize Terheijl. Zij vertrokken op 24-05-1976 naar Leek.

Vanaf 24-05-1976 bewonen Frank Wels, zijn vrouw Christina van der Wal en hun drie kinderen Willemina (1963), Frank (1965) en Andries (1966) huize Terheijl.

Bron: http://www.nietap-terheijl.nl/terheijl.htm