Geert Jans Meendering

Geert Jans Meendering, zoon van Jan Geerts Meendering, gedoopt op 22-12-1799 in Sellingen en overleden op 14-08-1861 in Zuidveld (landbouwer). Getrouwd op 10-04-1824 in Sellingen met Anna Helena Haake, geboren 20-01-1796 in Barnfleer (RK, gedoopt in Wesuwe)) en overleden op 28-02-1872 op Zuidveld, dochter van Friedrich Haake en Anna Catharina Margaretha Lohmann. Uit dit huwelijk:

Geert was vanaf 1818 vijf jaar militair bij de 5e afdeling kurassiers, cavaleristen met helm en kuras (rug en borst harnas). Een onderdeel dat in 1841 werd opgeheven.



In 1827 woonde hij in Sellingen op nr. 9 en twee jaar later op nr. 5 In 1839 was hij arbeider op nr. 284 op Zuidveld. In 1850 woonden hij op nr. 59 (284). Hij huurde in 1850 van de kerkvoogdij een akker bouwland op de Zuides, de Zuidveldakker, groot 53 roeden. In 1865 bezt hij 1,9% van een boerenerfdeel in de Sellinger Marke.

Anna Helena Haake

Joan Herman (Herman) Haake, geboren in 1720. Getrouwd op 27 juni 1747 te Wesuwe met Anna Walburgis Kleene, gedoopt op 21 januari 1720 in Wesuwe, overleden in Altharen (D) en begraven op 11 september 1791 in Wesuwe.

        Friedericus is getrouwd (2) op 9 september 1802 te Rütenbrock met Thecla Jansen, overleden op 3 november 1803 in Schwartenberg (die eerder getrouwd was met Johann Bols)

 

De Afscheiding

Geert en Anna behoorden tot hen die zich in 1834 afscheidden van de Hervormde Kerk. Geert werd op 06-07-1850 ouderling en op 30-01-1860 als zodanig herkozen (mogelijk kozen Geert en Anna pas in 1836 voor de afgescheidenen).

De Afscheiding stoelt op het gereformeerd-piëtistische gedachtegoed, dat sinds de 17e eeuw wijd verbreid is onder de bevolking. De nadruk ligt op de persoonlijke geloofsbeleving en de leer van de uitverkiezing. De Afscheiding keert zich tegen de invoering van het Algemeen Reglement 1816, waarin onder andere werd bepaald dat de koning het hoofd van de kerk is, en noviteiten als de evangelische gezangen. Als beweging tegen de liberale, rationeel denkende predikanten, die klassieke geschriften over de belijdenis links laten liggen, grijpen dominee Hendrik de Cock en zijn medestander dominee Hendrik Peter Scholte terug op een strenge, calvinistische geloofsbelijdenis. Zij spreken de bij het volk geliefde 'tale Kanaäns'. Vanwege deze denkbeelden komt het in 1833 tot een schorsing van De Cock door de classis Middelstum en in het jaar erna tot een uittreding uit de kerk. In de jaren 1834-1840 sluiten predikanten en leden van 45 gemeenten in de provincie zich aan bij De Cock en stichtten de Christelijke Afgescheiden Gemeenten. In 1841 erkent koning Willem II de gemeenten als een zelfstandig kerkgenootschap.