Nommerverwisselaar

Een nommerverwisselaar en een remplaceant traden op als vervanger voor de Nationale Militie. Een nommerverwisselaar  was minder duur dan een remplaceant. Als een remplaceant drostte (de dienst ongeoorloofd verliet) behoefde de loteling die hem gehuurd had zelf niet op te komen; bij een nommerverwisselaar voor wie twee á driehonderd gulden betaald moest worden, moest dit echter wel.

Militaire keuringen en remplaçanten

De algemene dienstplicht werd door de overheid ingevoerd in 1810. Het was de Franse tijd en de dienstplicht werd de conscriptie genoemd. Deze bestond tot 1813. De conscriptielijsten zijn eenvoudige alfabetische lijsten van alle jongemannen van 19 jaar, met vermelding van geboortedatum. In 1814 werd deze algemene dienstplicht verzacht tot een systeem van vrijwillige dienst, aangevuld door lotelingen, en de mogelijkheid zich door remplaçanten te laten vervangen. Ten tijde van de Nationale Militie waren de mogelijkheden om aan de dienstplicht te ontkomen:

 A.  Door de overheid bepaald:

Enkele voorbeelden uit dit reglement:

No. 1. * Geheel of gedeeltelijk gemis van hoofdhaar in zoodanige graad, dat het hoofd niet genoegzaam is beschut, of het dragen van het hoofdtooisel bemoeilijk wordt.
No. 2. Te groote ligchaamsomvang door vetvorming gepaard met stoornis in de verrigtingen.
No. 3. * Algemene of plaatselijke vermagering, gepaard met ligchaamszwakte.
No. 4. * Hoornuitwassen.
No. 5. * Hoofdzeer (tinea).
No. 6. * Poolsche vlecht (plica).
No. 7. * Verouderde en hardnekkige huidziekten, bijv. baardvin (mentagra), schrub-uitslag (psoriasis) visch-schub-uitslag in den hoornachtigen vorm (ichtyosis cornea) en de zoogenaamde Yaws.
No. 8. * Verouderde en hardnekkige venerische huidziekte (syphilides, condylomata). T/m
No. 357. * Doofstomheid (surdomutitas).

 B.  Door de loteling bepaald:

De loting.Iedere jongen kreeg een lotnummer toegewezen. Pas daarna bepaalde de overheid hoeveel dienstplichtigen men nodig had en zoveel loten werden getrokken, zoveel lotelingen aangewezen. Nu kwam het niet altijd even goed uit dat één van de zonen voor jaren het huis uit zou gaan. Dan was er de mogelijkheid om met iemand van nummer te verwisselen of een plaatsvervanger te zoeken. Tijdens de loting werd een lotingsregister aangelegd op nummer van het lot van de ingeschrevene. Daarna gingen de lotingsregister naar de militieraad, die de verzoeken tot vrijstelling, in verband met lichamelijke gebreken of broederdienst, beoordeelde. Na beëindiging van zijn werkzaamheden leverde de militieraad alle registers in bij de Commissaris van de Koningin. Het dubbele exemplaar van de lotingsregister stuurde de raad naar de gemeenten. Nadat bekend was hoeveel dienstplichtigen nodig waren, zorgde de Commissaris van de Koningin via de burgemeesters voor het oproepen van de lotelingen.

Een nummerverwisselaar is iemand die wel een lot heeft gekregen, maar niet is ingeloot. Hij kan wel opkomen voor een andere loteling, mits deze uit hetzelfde kanton kwam. In de praktijk zien we dat armere jongens vaak wisselden met een rijke loteling omwille van een geldelijke beloning. Een plaatsvervanger is reeds voor zijn eigen nummer opgeweest, de dienstplicht is reeds vervuld. Na zijn diensttijd vervangt hij een loteling uit zijn kanton, uiteraard tegen betaling. De plaatsvervanger mocht niet ouder zijn dan 35 jaar. Beter gesitueerden konden hun zonen thuis houden tegen betaling!

De keuringen voor de Nationale Militie staan opgetekend in grote losse katernen. Elke jongeman van 19 jaar werd ingeschreven, met vermelding van geboortedatum en -plaats, woonplaats, beroep, namen en voornamen van de ouders, woonplaats ouders, beroep vader, lengte en signalement, inventarisnummer Frans Archief (1796-1814) of Provinciaal Archief (1815-1913); bovendien de vermelding van geschikt/ongeschikt, en of een vervanger werd aangesteld. 

Het signalement omschrijft: Aangezicht, Voorhoofd, Ogen, Neus, Mond, Kin, Haar, Wenkbraauwen, Merkbare teekenen (specifieke kenmerken). De lengte van de persoon werd in oude maten aangegeven b.v. 1 elle 7 palmen 6 duim 6 streep betekent dat de lengte 1.766mm was. Elle= meter; palmen= decimeter; duim =centimeter en streep = millimeter. Dit zijn wel Nederlandse maten; een Engelse duim (inch) is 2.54 centimeter. 

Als de aanstaande echtgenoot nog niet zijn volledige diensttijd had vervuld, treffen wij bij de huwelijksbijlagen vaak een toestemming van zijn commandant aan om te trouwen. Hierin staat dan ook in welk legeronderdeel hij dient.

De lijsten werden elk jaar door de plaatselijke overheden opgesteld. Op de zogenaamde Certificaten van Nationale Militie, die deel uitmaken van de huwelijkse bijlagen, is het signalement in veel gevallen niet ingevuld.

Bron: http://www.breurhenket.com/helstraat.htm#keuringen

WET BETREKKELIJK DE NATIONALE MILITIE

(Vastgesteld den 19den Augustus 1861 en uitgegeven den 30sten Augustus 1861, Staatsblad no. 72).

EERSTE HOOFDSTUK.

ALGEMEENE BEPALINGEN.

Art. 1. De sterkte der militie gaat het getal van 55000 man niet te boven.

De militie wordt zooveel mogelijk uit vrijwilligers zamengesteld.

Bij gebrek aan genoegzame vrijwilligers voor de militie wordt zij voltallig gemaakt door loting uit de ingezetenen, die hun 20ste jaar zijn ingetreden.

2. Jaarlijks geschiedt eene ligting, het getal van 11000 man niet te boven gaande.
De hoegrootheid van elke ligting en van het daarin door elke provincie te dragen aandeel wordt jaarlijks door Ons bepaald bij een in het Staatsblad te plaatsen besluit.
Dit aandeel wordt bepaald in evenredigheid tot het getal der in de provinciën in het vorig jaar voor de militie ingeschrevenen, voor zoover zij op den 31sten December van dat jaar in leven waren. Daarbij worden niet in rekening gebragt zij, die vóór hunne inschrijving bij de zeemagt, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingen in dienst getreden zijn en zich nog daarin bevinden

3. Het door elke gemeente in het aandeel der provincie te dragen gedeelte wordt door gedeputeerde staten bij een in het provinciaal blad te plaatsen besluit bepaald, in evenredigheid tot het getal der in de gemeente, in het vorig jaar, voor de militie ingeschrevenen, voor zoover zij op den 31sten December van dat jaar inleven waren. Daarbij worden niet in rekening gebragt zij, die vóór hunne inschrijving bij de zeemagt, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk in 's rijks overzeesche bezittingen in dienst getreden zijn en zich nog daarin bevinden.
Ter bepaling van dat aandeel kunnen, zoo noodig, twee of meer gemeenten, voor elke ligting afzonderlijk, door gedeputeerde staten worden zamengevoegd.

4. Het staat elk vrij, zijne dienst bij de militie, volgens de bepalingen dezer wet, door een ander te doen waarnemen.

5. Een deel van elke ligting kan voor de dienst ter zee worden bestemd.
Het wordt door Ons bepaald en bedraagt niet meer dan zeshonderd man.

6. Voor de ingelijfden bij de militie te land duurt de dienst vijf, voor die bij de militie ter zee vier jaren.
Is de staat in oorlog of in andere buitengewone omstandigheden, zoo kan eene wet, jaarlijks te vernieuwen, hen tot langere dienst verpligten.

7. In elke provincie is een militieraad en een militiecommissaris.
In zeer bevolkte of uitgestrekte provinciën kunnen twee of meer militieraden en militiecommissarissen zijn.

8. Hij, die op den 1sten Januarij van het jaar zijn 19de jaar was ingetreden, maar zijn 40ste niet had volbragt, wordt niet tot het aangaan van een huwelijk of van eene verbindtenis tot uitoefening van de buitenlandsche zeevaart toegelaten, dan na te hebben bewezen, tot op het tijdstip van de aangifte tot het aangaan van een huwelijk of van eene verbindtenis voor de buitenlandsche zeevaart, zijne pligten ten aanzien van de militie te hebben vervuld, of tot geene dienst bij de militie gehouden te zijn of geweest te zijn.
Op de bij de militie ingelijfden zijn bovendien de artt. 128, 129, 136, 156 en 157 toepasselijk.

9. Elk, die voor de militie is ingeschreven, en ieder, die daarbij is ingelijfd, kan, behoudens de uitzondering in art. 74, overeenkomstig de daaromtrent bestaande voorschriften, tot eene vrijwillige verbindtenis voor den tijd van zes jaren of langer worden toegelaten bij de zeemagt, het corps mariniers hieronder begrepen, bij het leger hier te lande of bij het krijgsvolk, dienende in 's rijks overzeesche bezittingen.
Hij, die bij het aangaan van zoodanige verbindtenis reeds bij de militie is ingelijfd, of daartoe later wordt opgeroepen, strekt altijd in mindering van het aandeel in de ligting, te dragen door de gemeente, binnen welke hij is ingeschreven.

10. Met uitzondering van de overeenkomsten van vervanging in de dienst, zijn alle volgens deze wet over te leggen stukken vrij van zegel-, registratie- en legalisatiekosten.

Meer informatie over deze wet