home Varia Actualiteit en context Christendom in systematisch perspectief


Theologie

Actualiteit en context
 

  Religie 

Theorie uit het werk van A. Giddens

theorieën over Religie

MARX EN RELIGIE
Heeft nooit intensieve studies over religie gemaakt. Zijn ideeën stammen grotendeels af van andere auteurs. De belangrijkste auteur die invloed uitoefende op Marx was Ludwig Feuerbach.

Volgens Feuerbach bestaan religies uit ideeën en waarden, geproduceerd door de mens, die door de geschiedenis heen een culturele evolutie doormaakt. Deze ideeën en waarden worden echter foutief toegeschreven aan bovennatuurlijke krachten of goden. Deze waarden en normen zouden opgelegd worden door een God. De 10 geboden, gegeven aan Moses, zijn dus een mythische versie van de oorsprong van morele voorschriften, die de levens van Joden en Christenen dicteren.
 
Feuerbach meent dat zolang we niet in staat zijn om in te zien hoe religies ontstaan, we gedoemd zijn om onder invloed te staan van krachten waar we geen besef van hebben. Feuerbach gebruikt de term aliënatie (vervreemding) om het ontstaan van Goden en bovennatuurlijke krachten te verklaren. Normen en waarden zouden afkomstig zijn van een vreemd iets, een religieus iets. Indien we begrijpen dat religie ontstaat door vervreemding, staan we volgens Feuerbach voor een mooie toekomst. Wanneer we allemaal inzien dat we zelf normen en waarden produceren (geen God), zullen deze normen en waarden meer vertegenwoordigd worden op aarde.
 
Marx aanvaarde de theorie van zelfvervreemding. Velen menen dat Marx afgunstig stond t.o.v. godsdienst, niets is echter minder waar. Religie is volgens Marx the heart of a heartless world, een toevluchtsoord voor de harde wereld. Volgens Marx zal religie in haar oorspronkelijke vorm verdwijnen. Volgens Marx is religie opium voor het volk. Religie stelt blijheid en beloning uit naar het hiernamaals, we moeten leren leven met de condities in dit leven. Door religie wordt er dus geen aandacht gevestigd op onrechtvaardigheden en ongelijkheden in onze samenleving, omdat we het in het hiernamaals toch allemaal goed zullen hebben. Sterker, religies rechtvaardigen soms de bestaande ongelijkheden en onrechtvaardigheden in de wereld, omdat het Gods wil zou zijn. Godsdienst komt veel voor in kapitalistische maatschappijen, omdat de kapitalisten er baat bij hebben dat de proletariërs onwetend blijven.  
 
 
DURKHEIM EN RELIGIEUZE RITUELEN
 
Durkheim bestudeerde wel intensief verschillende religies, voornamelijk religies op kleine schaal, in kleine samenlevingen. Durkheim linkt religie niet met ongelijkheid of macht, maar met het geheel van gevestigde gewoontes in de samenleving.
 
Hij baseert zijn theorie op een studie over Aboriginals en meent dat Totemisme religie in haar zuiverste vorm is. Een Totem is een plant of dier, dat een specifieke symboliek voor een groep heeft. Een Totem is een gewijd, sacraal voorwerp, dat aanbeden wordt en voorwerp is van allerlei rituelen. Durkheim verklaart religie door een onderscheid te maken tussen het sacrale en het profane ( het heidense). Sacrale voorwerpen en symbolen worden afgescheiden van de dagelijkse wereld, dat het rijk van het profane is. Sacrale dieren of planten scheiden zich vanzelfsprekend van hun soortgenoten af.
 
Volgens Durkheim is de Totem sacraal omdat deze als symbool voor de groep staat, het vertegenwoordigt de voornaamste waarden van de groep. Het respect dat mensen tonen voor de Totem zijn afkomstig van het respect dat deze mensen hebben voor de groep. In religie wordt in feite de groep zelf aanbeden.
 
Durkheim onderlijnt dat religie nooit slechts te maken heeft met geloof. Tijdens een ceremonie komen vele mensen samen en ontstaat er een groepsgevoel. Ceremonies verheffen individuen naar een sfeer waarin ze hogere krachten waarnemen. Deze hogere krachten, geïllustreerd door Totems, goddelijke invloeden of goden, zijn voorbeelden van de macht die de groep over de individuen heeft.
 
Ceremoniën en rituelen zijn essentieel om de leden van een groep te binden. Daarom komen ze niet alleen voor gedurende de verering van goden, maar ook tijdens verschillende stadia in het leven van de mens (geboorte, huwelijk, overlijden)
 
In kleine, traditionele culturen zijn volgens Durkheim alle aspecten van het leven doordrongen door religie. Religieuze ceremonieën behandelen zowel nieuwe ideeën en bevestigen reeds bestaande ideeën. Het conditioneert de manier van denken in een traditionele cultuur. Alle basisvormen van het brein, inclusief ruimte en tijd, werden verwerkt in religie. Tijd werd bijvoorbeeld waargenomen als het interval tussen twee ceremonies.
 
Door het ontstaan van moderne maatschappijen neemt de macht van religie af volgens Durkheim. Wetenschappelijke theorieën vervangen religieuze verklaringen en ceremoniële samenkomsten worden minder belangrijk voor het individu. Ook Durkheim gelooft dat traditionele religies zullen verdwijnen. Andere vormen maken wel kans om te overleven. Ceremoniële samenkomsten zouden zelfs in de moderne samenleving nog nuttig kunnen zijn om waarden te behouden. Belangrijke humane en politieke waarden zijn volgens Durkheim vrijheid, gelijkheid en sociale samenwerking. 
 
 
WEBER: WERELDRELIGIES EN SOCIALE VERANDERING
 
Max Weber maakte een grote studie over wereldreligies, religies die veel volgelingen hebben en de wereldgeschiedenis hebben beïnvloed. Hij bestudeerde onder andere het Boeddhisme, het Hindoeïsme, het Taoïsme, het klassieke Judaïsme en De protestantse ethiek en geest van het kapitalisme. Ook schreef hij over de impact van het christendom op het Westen. Zijn werk over de Islam werd niet afgerond.
 
Weber’s werk over religie verschilt van dat van Durkheim, omdat Weber religie linkte met sociale verandering, iets waar Durkheim weinig aandacht aan besteedde. De werken van Weber verschillen van die van Marx, omdat Weber meent dat religie net persé een conservatieve kracht is. Integendeel, religieus geïnspireerde ideeën hebben regelmatig grote impacten op de maatschappij. Zo was het Protestantisme bijvoorbeeld de bron van het kapitalisme.
 
Weber zag zijn studies over de wereldreligies als een eenmalig project. Zijn theorie over het Protestantisme dat het kapitalisme stimuleerde was een doordachte zet om aan te tonen dat religie wel degelijk de sociale en economische vlakken van de maatschappij kan veranderen. Weber concludeerde dat de Oosterse religies onoverkomelijke barrières vormden voor de ontwikkeling van het industrieel kapitalisme.
 
In het oude China en in India waren er volgens Weber wel degelijk momenten van ontwikkeling van commercie, uitbouw van manufacturen en verstedelijking, maar deze brachten geen sociale veranderingen te weeg zoals in het Westen. Zo zou het Hindoeïsme volgens Weber door zijn waarden om de hedendaagse, materialistische wereld te ontvluchten voorkomen om kapitalisme te laten heersen.
 
Weber bekeek het christendom als een reddingsreligie, omdat deze hoor gelovigen een beter toekomst belooft, indien ze zich aan strenge voorschriften houden. Belangrijk hier zijn de noties van zonde en de vergiffenis van God voor zondaars. Dit creëert een spanning en een emotionele dynamiek, die afwezig is in de Oosterse religies. Reddingsreligies hebben een revolutionair aspect. Terwijl de Oosterse religies een passieve houding creëren tussen de gelovige en de bestaande orde, ontwikkelt het christendom een constante strijd tegen zonde. Dit kan een strijd ontketenen tegen de gevestigde orde der dingen.

Bron: http://www.flopclass.be/not_psw/Hoofdstuk%2012.doc