Grote veenbrand in Zevenhuizen                                            

Onderstaand artikel is overgenomen van de stamboom site van de familie Rodenboog

Anno 1833

Juni 11, vlucht Wiebe Harms Rodenboog met zijn zes maanden zwangere vrouw Trientje voor een helse orkaan van vuur die, met een omtrek van vijf uur gaans, woedt in het veen van Zevenhuizen.
Aangezweept door een felle zuidwestenstorm kolken slierten vlammen honderden meters omhoog en vormen dikke rookwolken die een regen van as doen neerkomen in de twintig kilometer verderop gelegen stad Groningen.
Wiebe Harms Rodenboog, oud achtentwintig jaar, en de zeven jaar jongere Trientje Hendriks Hummel bereiken ongedeerd na drie uur de nederzetting Nietap en begeven zich vandaar naar verwanten in de buurtschap Zulte bij het dorp Roden. Wiebe Harms Rodenboog, landbouwer te Zevenhuizen, nazaat van Jan Kist uit Zulte en van Fokke Arents Eringa uit Drachten, is dan ander half jaar getrouwd met Trientje Hendriks Hummel, nazaat van Harm Jans Hummel uit Hoogersmilde.
De brand ontstaat bij het losbarsten van een hevige donder met rukwinden, des middags om twee uur. Het veen is dan kurkdroog en smeult op tal van plaatsen doordat in de maanden daarvoor, na het gebruikelijke afbranden van de grond voor het verbouwen van boekweit, een langdurige droogte heerst en het vuur niet, zoals andere, is gedoofd door hemelwater.
De rukwinden hebben het effect van een gigantische blaasbalg die plots op tal van plaatsen sluimerend vuur hoog opjaagt en een uitgestrekt gebied in volle vlam zet. Temeer vindt het vuur voedsel in een uitzonderlijk groot aantal turfhopen die niet afgevoerd zijn tengevolge van overproductie en daarmee gepaard gaande lage prijzen.
Ontzettende tonelen van schrik, angst, verwarring en radeloosheid spelen zich in Zevenhuizen af, zoals vermeld in het verslag over de veenbrand dat Gedeputeerde Staten van Groningen op 2 juli 1833 uitbrengen aan Provinciale Staten.
Vele huisgezinnen hebben nauwelijks de tijd om met achterlating van alles, hun woningen te verlaten die zij enkele ogenblikken later zien afbranden. Anderen, op verdere afstand van de brand wonend, menend dat voor hen geen onmiddellijk gevaar bestaat, zij al spoedig ingesloten door hoog stijgende vlammen, zonder uitweg om te ontkomen, zodat zij lange tijd in die akelige toestand moe- ten doorbrengen.
Zeven buitenlandse arbeiders, zich midden op het veen bevindend, springen gedurig in het water van een wijk om hun kleren nat te houden en graven onderwijl een gat in de grond ter beschutting
tegen het vuur, brachten daarin een etmaal door en behouden het leven.
Voorts werpen onderscheidene personen zich in de wijken of turf vaarten, nu eens onder water duikend om het vuur te ontwijken, dan weer zich aan de vlammen bloot stellend om niet te verdrinken, aldus het verslag van Gedeputeerde Staten. Bij degenen die herhaalde malen door veenwijken waden, bevindt zich de hoogzwangere vrouw van Jan Harms Steg die drie dagen later een gezond ter wereld brengt.
De tweeëntwintigjarige schipper Jan Peters Kooima uit Ezinge (zus van
Elisabeth Pieters Kooijma die getrouwd was met Jacob van der Kaap) en zijn veertienjarige knecht Rieuwert Jacobs Kooy uit Ulrum, gaan ondanks het naderende vuur voort met het laden van turf en verbranden levend in een korenveld. Voorts wordt Roelof Jans Venema door het vuur verteerd en raken zeven personen deerlijk gewond.
Vierentwintig uur na het uitbreken van de brand gaat de wind liggen en begint het fiks te regenen. Het gebied binnen de vierhoek de Wilp-Marum-Tolbert-Zevenhuizen is dan zwart geblakerd. De brand verwoest in Zevenhuizen 66 woningen en maakt 280 mensen dakloos.
Volgens een krappe berekening van het gemeentebestuur bedraagt de schade 175.000 gulden. De verloren gegane hoeveelheid turf, in het veld opgestapeld, wordt geraamd op twee miljoen ton.
Na de brand komt de liefdadigheid van het Nederlandse volk tot uiting in de opbrengst van een collecte, totaal 58.000 gulden.
Rotterdam brengt 1200 gulden voor de gedupeerden in Zevenhuizen bijeen, welk bedrag nog aanzienlijk hoger geweest zou zijn wanneer tijdens de collecte niet de cholera op geduchte wijze in die stad was uitgebroken, waardoor de liefdadigheid daar noodwendig een andere richting moest kiezen.
Uit de opbrengst van de collecte krijgt Wiebe Harms Rodenboog als tegemoetkoming in zijn schade een bedrag van 49 gulden en 87½ cent toegewezen.
Voor een bedrag van gemiddeld tweehonderd gulden per woning wordt Zevenhuizen binnen een jaar herbouwd, dank zij de spontane hulp van het Nederlandse volk dat tevens zorgt voor huisraad, bedde- goed, kleding en andere benodigdheden.
Een commissie ziet toe op het verstrekken van de bijstand in overeenstemming met niet alleen de individuele schade maar ook met de financiële draagkracht van de betrokkenen.
Een batig saldo van ruim vijfduizend gulden wordt gebruikt voor het planten van een dennenbos ter grootte van veertig hectare, het Commissiebos, dat vanwege ondeskundige aanleg niet tot wasdom komt, waardoor met die naam alleen een buurt van Zevenhuizen blijft aangeduid.